Stichting April Meistaking 1943 West Maas en Waal

De stichting is opgericht ter ere van de slachtoffers van de represaille acties van de bezetter in verband met de april-meistaking 1943 waarbij direct 5 mannen uit onze gemeente zijn gefusilleerd en een aantal mannen zijn afgevoerd naar SS-concentratie kamp waarvan er slechts enkelen zijn teruggekeerd.

APRIL MEI STAKING 1943 HOE IS DIE TIJDENS DE 2e WERELDOORLOG ONTSTAAN

In 1942 begon de teruggang van de successen van het Duitse Leger. De enorme verliezen (val van Stalingrad, en Noord Africa) van manschappen noodzaakte de Duitsers steeds meer eigen inwoners onder de wapenen te roepen. 

Zo kwam vooral door de Duitse oorlogindustrie een groot tekort aan arbeiders. Dwangarbeiders werden ingezet. Vanaf half 1942 werden in alle bezette landen arbeiders opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. De zogenaamde Arbeidsinzet.

Velen weigerden en doken onder en die wel gingen maar na een verlof niet terug keerden en ook onderdoken, was dit geen succes. De Arbeidsinzet leverde bij lange na niet het aantal mensen op dat verwacht was. Hierdoor was het niet wonderlijk dat de Duitsers naar andere mogelijkheden zochten om in Duitsland voldoende arbeidskrachten te krijgen.

Dit resulteerde in het plan om alle Nederlandse militairen die op 10 mei 1940 in dienst waren bij het Nederlandse leger opnieuw in krijgsgevangenschap te laten gaan. (Bij de overgave waren alle Nederlandse militairen voor de Duitsers krijgsgevangen) Het ging hier om ongeveer 300.000 oud-militairen. (Toen waren er 9 miljoen inwoners in Nederland)

Gezien de vele grote gezinnen in die dagen, de veel hechtere samenleving, de vrienden, kennissen en buurtbewoners van hen die weer opgeroepen zouden worden, kan worden vastgesteld dat zeker 3 miljoen Nederlanders wel iemand kende die weggevoerd zou worden.

Dit is wellicht de oorzaak dat zonder enige organisatie spontaan door het hele land stakingen uitbraken na de publicatie in de kranten dat de oud-militairen zich terstond moesten melden. In elke fabriek, op elk kantoor zaten wel mensen die direct of indirect betrokken waren bij de genomen maatregelen. Er zullen best discussies ontstaan zijn met de spontane reactie om te staken. Uit onderzoek na de oorlog in alle gemeenten kon nergens ontdekt worden wie de aanstichters waren, het gebeurde.(onderzoek Dr P.J.Bouwman).

Op donderdag 29 april 1943 ontvingen alle dagbladen in Nederland een telex van Generaal Christiaanse(Duits bevelhebber in Nederland).                                      


                                      

“De Wehrmachtsbefelhaber in den Niederlanden, beveelt dat de leden van het voormalige Nederlandse leger terstond opnieuw in krijgsgegangenschap worden weggevoerd”

 

Hierin stond ook een strafmaatregel voor de voormalige soldaten van het Nederlandse leger. Ze waren na de overwinning van de Duitsers in vrijheid gesteld in de hoop dat zij zich zouden onthouden van verzet tegen de nieuwe machthebber. 

Wat betreft de stakingen bleven de grote steden achter. Den Haag omdat daar het machtsvertoon van de bezetter zo overweldigend was dat men zich had leren beheersen. Daar werd vooral gestaakt door de meisjes van de telefooncentrales en de typekamers. In Rotterdam heerste een angstpsychose  vanwege het bombardement van 14 mei 1940. Een angst die nog werd versterkt toen de Duitsers direct versterkingen lieten aanrukken. In Amsterdam werd ook gestaakt, maar deze stad bewaarde nog de herinnering aan de Februaristaking die met fors geweld was onderdrukt.

De staking begon spontaan op donderdagmiddag bij Stork Hengelo in Twente, en in de korst mogelijke tijd breidde de staking zich als een olievlek uit over heel Twente. Nadat medewerkers van Stork de april-mei staking beginnen loopt het gehele bedrijf leeg, op de telefoon centrale na. Femy Efftink blijft de telefoon aan nemen om een ieder op de hoogte te stellen van de staking. Als telefoniste heeft zij een groot netwerk van mensen die zij actief benaderde. In Hengelo was dit geen  probleem, wilde zij echter regionaal of landelijk bellen dan moest zij door een districtscentrale te woord gestaan worden en deze telefonistes waren in dienst van de “Luftwaffe”. Door het taalverschil lukte het om de boodschap in telegram stijl door te geven. Zodoende werd er in een groot deel van Nederland gestaakt.

Aangevoerd door de werknemers van Stork gingen andere fabrieken ook plat en de volgende dag was de staking overgeslagen naar onder meer de zuivel in Friesland, de mijnen in Zuid Limburg en andere industrieën in het zuiden (Philips) en het westen van het land. Uiteindelijk komt er geen druppel melk meer de fabriek in. De sloten stonden wit van de melk.    O.a overgenomen van zie  (pure.knaw.nl/ws/portalfiles/portal/1871154/1950_Bouwma).

Menigeen bedacht dat er niet veel risico aan staken verbonden was. Wie geen melk leverde, kon de schuld werpen op de melkrijders of op de zuivel fabrieken, die zich van hun kant weer konden beroepen op gebrek van medewerking van de boeren.

Er heerste een felle geest van verzet in het Land van Maas en Waal o.a in de dorpen Wamel en Leeuwen. Dat ook zijn eigen trekken vertoonde waarschijnlijk door de vele bedrijven. Vrijdagmiddag 30 april begonnen de stakingen in de talrijke kleine industrieën gevestigd in Beneden en Boven leeuwen: vier meubel- en hout- fabrieken, de meelfabriek van de Fa. van de Zande, twee scheepswerven, een zuivelfabriek en een mandenfabriek.

Femy Effting Secretaresse bij Stork
Machinefabriek Stork

ARPIL MEI-STAKING IN  vh. GEMEENTE WAMEL

(overgenomen uit de Herdenkingskrant ’84 en ’93

Vrijdag 30 april stelden de Duitsers het standrecht in, in de provincie Gelderland,Overijsel, Limburg en Noord Holland. Standtrecht hield o.a in: “hij die staakt wordt standrechtelijk veroordeeld en in het algemeen gestraft met de dood” .  Zaterdag 1 mei werd het standrecht in het hele land afgekondigd. Direct na de afkondiging van het Standrecht sloegen de Duitsers hard toe. Wilde schietpartijen op straat, arrestaties met direct doodschieten van stakers, razzia’s.  De  grootste stakingsdag was vrijdag 30 april 1943. Toen werd in 871 van de 1070 Nederlandse gemeenten gestaakt. Het was voor de stakers een grote domper dat de Nederlandse spoorwegen niet staakte.

DE STAKING IN BENEDEN LEEUWEN

Op vrijdag middag 30 april 1943 brak ook in Beneden Leeuwen de staking uit. Waar het eerst gestaakt werd is niet meer te achterhalen. Waarschijnlijk spontaan, zoals overal elders in het land. Het drong tot de mensen door, wat het betekende dat alle oud-militairen weer in krijgsgevangenschap moesten.  In de korste keren werd er gestaakt bij 4 meubelfabrieken, 2 scheepswerven, de melkfabriek, een meelfabriek, en een mandenmakerij.     Meubelfabriek: Salet, Van Gelder en Van Os, Van Tiem en Walraven & Bevers. Scheepswerven: Eltinks Scheepswerf, Van den Berk Scheepbouwers,Emmerloot, Melkfabriek , van Hecks Houthandel, Van de Zande Meelfabriek, Mandenmakerij: v.Someren,van Beek, Janssen, J.Walraven.  Op zaterdag 1 mei 1943 ( op zaterdag werd gewerkt) ging de staking door.

Ook de boeren in Beneden Leeuwen staakten en leverden geen melk meer. Bij melkrijders in Wamel,  die melk wilde leveren, werden de bussen van de wagens getrokken deels onderling verdeeld of in een sloot gegoten. Rien van Os schreef in (zie http://www.monus-icks.nl) ” Ik was toen 9 jaar en herinnerde mij nog zeer goed de melkrijder, die met paard en wagen vol melkbussen  op weg was naar de melkfabriek. Hij werd overvallen in de Brouwerstraat door een flink aantal jonge mannen die alle melkbussen van de kar smeten. Als kind wist ik niet goed wat er aan de hand was en begreep niet waarom de melkboer gewoon op de bok van de wagen bleef zitten, het paard hohield en een beetje lachend rond omkeek naar  de toestanden achter hem. Sommige probeerde nog met een kannetje wat melk te redden maar veel was dat niet.”

Inmiddels waren er ook al geruchten doorgedrongen over represailles door de Duitsers elders in het land.

Op Zaterdag 1 mei 1943 werd er een vergadering gehouden op het gemeentehuis door de burgemeester en de firmanten (werkgevers) van de stakende bedrijven. Besloten werd dat de firmanten publicaties zouden aanplakken met de raad om het werk weer te hervatten, dit om ernstige gevolgen te voorkomen.    Door de Duitsers waren inmiddels publicaties aangeplakt , dat het standrecht vanaf 30 april 1943 van kracht was.   Zondag 2 mei 1943 werd er weer vergaderd op het gemeentehuis, men had de indruk dat het werk maandag weer hervat zou worden. Op maandag morgen bleek dit niet het geval te zijn, men staakte door, terwijl bijna overal het werk hervat werd.  (In Gelderland werd nog in 4 gemeenten gestaakt.)                                  

Op maandag 3 mei 1943 werd ijlings een spoedvergadering belegd, maar juist toen die zou beginnen kwam de Duitse Gestapo uit Tiel en nam het onderzoek in handen. Tegen 12 uur arriveerde er twee overvalwagens met Gestapo uit Arnhem. Om 2 uur werd op alle fabrieken het werk hervat.                                                                                                                                                                                                  

Op maandag 3 mei 1943 ontvingen gemeenten waar nog gestaakt wer om 12.00uur een telegram van Frederiks (hoofd van het departement van Binnelandse zaken), met als inhoud:  Dat als s’middags om 14.00 uur het werk hervat zou zijn er geen represailles zouden plaats vinden.                                                                Dit moest dus ook gelden voor Beneden Leeuwen. Toch werd in Beneden Leeuwen Standrecht gehouden.

Gemeente huis, Zandstraat 51, te Beneden Leeuwen. Hier speelde zich het drama af.

Gewelf onder het Gemeenthuis, diende als gevangenis.

DE GEVOLGEN

Maandagmiddag 3 mei: de Duitsers kwamen in actie. De werkgevers werden op het gemeentehuis ontboden, zij moesten toch weten wie er in hun bedrijf begonnen was met staken.                                                                                                                                                                                                                                      Werknemers die om wat voor reden dan ook s’middags niet aan het werk waren, werden thuis opgehaald. De razzia’s begonnen.                                                    Bij Eltink’s Scheepswerf moesten alle werknemers zich op de dijk opstellen en afmarcheren naar het gemeentehuis. Liepen ze niet goed in het gelid, dan werden ze met geweer kolven bewerkt. Op andere bedrijven werden werknemers onder bedreiging van wapens ondervraagd, hierbij werd geslagen en geschopt. De hele middag werden mensen met een overvalwagen bij bedrijven opgehaald. Er heerste grote paniek onder de werknemers. Wie zal de volgende zijn? De opgehaalde stakers werden opgesloten in de wachtkamer van het distributie-kantoor onder in het gemeentehuis. In afwachting van hun verhoor werden ze geslagen en geschopt. Jongens van 15, 16 jaar werden mishandeld. Niemand zij een stom woord. Zij mochten niet met elkaar praten.              

Tijdens de  verhoren werden de stakers met de dood bedreigd. Sommige stakers werden vrij gesproken anderen weer opgehaald. Reeds vrij gesproken stakers werden later weer opgehaald en veroordeeld.                                                                                                                                                                                                      

Zo zijn er een 80 stakers opgehaald. Het ging de Duitsers om wie met de staking begonnen was, en wie deel genomen had aan het plunderen van de melkwagens. Er waren 20  mannen opgepakt die verdacht werden van het plunderen van de melkwagens. Doodsbang zijn de opgepakte mannen geweest toen zij met 20 man tegen de muur van het Gemeentehuis moesten staan.                                                                                                                                                                Toen kwam de melkrijder (Faan Pompen sr.,Wamel.) binnen, bij wie de melkbussen van de wagen waren getrokken. Volhardend gaf de melkrijder aan de SS’ers te kennen dat er niemand van de 20 mannen die tegen de muur gezet waren bij de plundering van de melkbussen betrokken was (wat wel het geval was).

Ooggetuigen in de naast het gemeentehuis gelegen boerderij van Cees Sengers konden door de kelderramen onder de boerderij, zien wat  er op het gemeentehuis gebeurde. Op een tafel stond dreigend een mitrailleur die de stakers onder vuur hield. Door deze onverschrokken verklaring van de melkrijder mochten de meesten van de 3 en 4 mei opgepakte mannen naar huis. In de loop van de maandag middag 3 mei verlieten meerder werknemers de fabrieken, sommige verlieten het dorp, ander doken onder o.a. in hooibergen en zelfs in een kuil onder de grond.

Mandenmakerij

De bevolking was radeloos. steeds verzamelden zich mensen voor het gemeentehuis, huilende familieleden in afwachting of hun zoon of broer vrij gelaten zou worden. Als er te veel mensen samenschoolden voor het gemeentehuis schoten de Duitsers over de hoofden, waarna men zich verspreidde. Toch kwam men steeds weer terug. Het was een chaotische toestand. Tegen de avond bleven totaal 23 stakers over, die de nacht hebben door hebben gebracht op de stoelen of banken. Familie mocht boterhammen brengen. 

Dinsdag 4 mei

De Duitsers voerden voor Leeuwen het “Standrecht” in. De gehele dag liepen er gewapende patrouilles door het dorp en op de hoek van de straten stonden wachtposten. Niemand mocht meer bij het gemeentehuis komen. Samenscholingen werden elders niet toegestaan. Enkele mensen konden toch alles waarnemen want zij lagen verscholen achter een heg tegenover het gemeentehuis. Sommige werknemers gingen werken en andere doken onder. ” Het zou zo’n vaart niet lopen“, dachten zij. Het werd echter een herhaling van maandag. Steeds als er een auto stopte rees de vraag  “Wie zal het nu zijn“.

Tot tegen 5 uur werden er stakers opgehaald, ondervraagd, vrij gelaten, geschopt en geslagen. Een vreselijke angst heerste er in het dorp, “wat staat ons nog te wachten” ? Om 5 uur zagen de bewoners familie Sengers dat SS’ers achter het gemeentehuis aan het meten waren om de afstand te bepalen, voor het vuurpeleton. Er werden witte blinddoeken klaargelegd. Het was de bedoeling dat de doodvonnissen ter plaatse uitgevoerd zouden worden.

Dit ging echter later niet door omdat de Duitsers vreesden, dat de bevolking in opstand zou komen.

De aanwezige Duitsers eiste van de burgemeester dat hij een van de ambtenaren zou aanwijzen als tolk. Het lot viel op Antoon Duifhuis uit Wamel. Twee dagen moest Antoon Duifhuis aanwezig zijn bij de onmenselijke verhoren, waarbij men het niet schuwde de ondervraagde met een pistool of een geweerloop tegen het hoofd gedrukt te bedreigen en hun met geweerkolven te slaan en te stompen. Omdat de ondervragingen tot laat in de avond voortduurden, was men pas klaar toen de spertijd al was ingegaan. Geen burger mocht zich op straat vertonen en Antoon fietste onder begeleiding van twee Oostenrijkse soldaten terug naar Wamel. De Duitse ondervragers waren terug gegaan naar Tiel. Toen Antoon Duifhuis de volgende morgen vroeg uit de kerk kwam, dagelijks kerkbezoek was toen nog heel gewoon, kwamen de Duitsers juist langs de kerk (te Wamel). In Beneden Leeuwen aangekomen vroeg één van hen gemaakt humoristisch waarover de pastoor gepreekt had. Maar die ochtend had de pastoor niet gepreekt. In het gemeentehuis aangekomen, naderde de ontknoping boven in de raadzaal.

In het bijzijn van de werkgevers zouden de vonnissen uitgespoken worden . Er waren nog 23 stakers overgebleven, hieruit zouden de schuldigen moeten komen. Tijdens de verhoren verklaarden de Duitsers verschillende keren dat ze een “richtig Communistennest” ontdekt hadden, dat uitgeroeid moest worden. Normaal duurde een Standrecht slechts enkele uren,  in Beneden Leeuwen deden ze er een hele dag over.

 

Ze konden geen aanwijsbare schuldige vinden. Tegen 19.00 uur waren ze er uit. Beneden in de distributie wachtkamer werden 10 stakers opgeroepen om naar de raadzaal te komen. Op de raadzaal waren ook de werkgevers die als getuigen moesten optreden Harry Eltink, Gradje van de Berk, Wim Salet, Kees van Gelder, Jan Walraven.

De standrechter noemde 9 namen van deze  werknemers. Piet van Dreumel (enige overlevende) kon het navertellen ” Toen stond Jan Walraven op, met de rozenkrans die hij had meegekregen van zijn verloofde, voor hij naar het gemeentehuis vertrok.  Jan Walraven:“Heren zei Jan”, “als hier iemand schuldig is dan ben ik het. Ik heb de opdracht gegeven het werk neer te leggen, alleen ik. Deze mensen gaan alle vrijuit.”    

De Duitsers moeten zelf verbluft zijn geweest over zoveel moed. Er werd achter gesloten deuren beraadslaagd. In plaats het door Jan beoogde eindoordeel, kwam er een vonnis ter tafel dat maar voor 5 van de 9 wijzigingen inhield. Ter dood veroordeeld bleven 4 stakers xxxxxxxx

en hieraan werd Jan Walraven toegevoegd.   De 4  ter dood veroordeelden Lambertus Hendriks, Gerardus van Kampen, Cornelis van Emmerloot,  Antonius Wijman.   De ander 5 werden tot 15 jaar tuchthuis veroordeeld.  Namenlijk Piet van Dreumel, Petrus Hol, Hendrikus de Kok, Gradus Rikken, Wim Tijnnagel.

De Duitsers konden er niet mee volstaan dat een man stierf voor heel de  gemeente.                                                                                                                                      De 13 resterende stakers werden tot afvoering naar het kamp Vught veroordeeld.

Hendrikus van Gelder,  Johannes van Kessel,  Wilhelm Salet,  Theodorus Oremus,  Arnoldus Kruisbergen,  Gerardus Walraven,  Nicolaas van den Hurk.                  Johannes van Eck,   Johannes Megens,   Anthonius van en donk,  Wouter van Hees,  Alberus de Reuver,  Lambertus Gerritsen.

Door de overlevende stakers wordt gezegd dat er toen zo’n 90 stakers werden opgehaald, waarvan er 23 zijn gearresteerd.

S’avonds mocht de familie van de stakers eten brengen.  Toen de  familie Hendriks het etensketeltje terug kreeg vonden ze daarin een briefje van Bart (Lambertus) , waarop geschreven stond: ” dag vader, dag Sientje”  (Sientje was zijn verloofde)                                                                                                                      Na afloop hadden vijf Duitse rechters om 22.00uur een diner in hotel Jurriens.

 

Afvoeren gevangenen

De tien gevangenen gingen de zelfde dinsdagavond in een wagen naar de “Menno van Coevoorn” kazerne in Arnhem. ” De hele rit heeft Jan zitten bidden,” weet  Piet van Dreumel zich nog te herineren. De vijf ter dood veroordeelden mochten die avond een brief naar huis schrijven. Deze brieven zijn nooit aangekomen, ze dienden alleen maar om eventueel gegevens los te krijgen. 

Piet van Dreumel (de enige overlevende zie artikel hieronder) : “Onze cellen in de kazerne lagen zo, dat wij elkaar konden zien en horen. De volgende morgen zagen wij in de cel van Jan Walraven, aldus Piet, zijn jas en hoed liggen. Toen wisten wij genoeg.                                                                                                                De vijf ter dood veroordeelden zijn op de Galgenberg te Arnhem neergeschoten. Wij werden overgebracht naar De Koepel. Mijn cel was 48 stenen hoog en 4.5 stap lang en 2,5 stap breed. Na 5 dagen De Koepel volgde kamp Vught. 

 

Op 5 mei 1943 werd om 12.00 uur telefonisch medegedeeld dat de vonnissen voltrokken waren. Op 9 juni werd dat door de Chef der Polizeistandgericht te Arnhem schriftelijk bevestigd.

Piet van Dreumel

De leeuwense meubelmakers werden ingedeeld bij de Roodpunten: “extra staatsgevaarlijk”. Op de rug van hun boevenpak werd een wittelap van 30cm en een rode lap van 10cm genaaid. D e roodpunten moesten grachten graven om het kamp, maar kwamen later in de timmerwinkel.

Geen van de kampgruwelen zijn hun gespaard gebleven. Zelfs geslagen, geschopt en bespuwd te worden door de capo’s was nog daaraan toe. Die lui hadden iets, dat wij de kampkolder noemde. Zo zat je redelijk met ze te praten en zo ramden ze je in elkaar. Maar machteloos te moeten aanzien hoe dat Duitse tuig maar kon doen wat het wou, daar zou je zelf ook gek van zijn worden ” Honger hebben de Leeuwense meubelmakers in Vught niet zoveel hoeven te lijden.  Daar ben ik de mensen in Leeuwen nog altijd dankbaar voor,” zegt Piet.  Er ging een voortdurende stroom postpaketjes naar Vught en de gevangen kregen die ook, zolang de moffen geen Paketsperre afkondigden en de capo’s hun fikken thuishielden. Jongens en meisjes in Leeuwen maakten iedere week een ronde langs de boeren om eetwaren voor de “de stakers” in te zamelen. Pastoor Zijlmans zorgde intussen dat ook hun loon doorging. Het geld daarvoor werd eveneens onder de bevolking ingezameld en bij de ouders van de jongens afgeleverd.

Na 16 maanden Vught werden de Leeuwense meubelmakers begin september 1944 met het hele kamp op transport gesteld naar Duitsland: 3 dagen en 4 nachten in de trein zonder eten of drinken. De leeuwenaren wisten het toch weer zo te berommelen dat ze uiteindelijk in een groep zaten. Maar bij aankomst in de Heinkelhallen, een leegstaande vliegtuigfabriek, raakten ze Gerrit Rikken kwijt. Van Dreumel , Hol, De Kok en Tijnagel kwamen bij Berlijn terecht in het kamp Sachsenhausen. Er zaten tienduizenden gevangenen van alle mogelijke nationaliteiten. Van Sachsenhausen werden van Van Dreumel, De Kok en Tijnagel overgeplaatst naar Falkensee (subkamp van Sachsenhausen) een voorstad van Berlijn. Hol bleef alleen in Sachenhausen achter. In Falkensee liep Piet van Dreumel een zware longonsteking op. Op een vrachtauto werd de zieke teruggebracht naar Sachsenhausen. Piet knapte weer een beetje op en deed na zijn ontslag uit het ziekenhuis nog pogingen om Piet Hol terug te vinden. Het lukte hem niet. Hendrik de Kok en Wim Tijnagel waren in Falkensee achtergebleven en ook hen heeft hij nooit meer gezien.

Toen de Russen en geallieerden Berlijn naderden, lieten de nazi’s het kamp ‘leeglopen’. Met 5 man naast elkaar trok een onafzienbare stoet uitgeteerde mensen in westelijke richting: de Dodenmars.  Wie niet meer kon, werd neergeschoten.  Na 11 dagen was ook Piet van Dreumel aan het eind van zijn krachten. Hij zakte in elkaar. Een SS’er vloog met het geweer in de aanslag op hem af. Met de uiterste inspanning krabbelde Piet toch weer tegen zijn stokje omhoog.

“Dat ondier had beslist geschoten, als zo’n 20 meter van mij vandaan niet een paar Wehrmachtsoldaten hadden gestaan die de SS’er toeschreeuwden dat hij beter zijn gemak kon houden. Het rode Kruis  was in aantocht. Bij een boerderij hield ik het niet meer uit. Er lagen daar andere gevangenen tegen de wand van een schuur. Ik ben er bij gaan liggen. Uit een aardappelkuil hebben we op sprokkelhout een paar piepers gaar gestoofd. Op 3 mei werden we door de Russen bevrijd”.

Enkele jaren na de oorlog werd de leider van het Standrecht op het gemeentehuis in Beneden Leeuwen zelf verhoord, in het bijzijn van belangrijke getuigen. Piet van Dreumel was die dag ook op het gemeentehuis, om aan te tekenen. Getuige hoefde hij niet. “Och, zegt Piet, ” ik was maar werkvolk”

De terechtstelling op de Galgenberg vond plaats op woensdag 5 mei, tussen 7.00 uur en 11.00 uur. Op de plaats waar dit gebeurd is staat een monument.        Nog elk jaar worden hier bloemen gelegd, door kinderen van Arnhemse school wordt het monument bijgehouden. Het monument is moeiliijk te vinden maar ligt aan de Waterbergseweg, bij het Openlucht  museum. (parkeren bij de  Brandweerkazerne en daarna enkele honderden meters fiets- zandpad af.)

Piet van Dreumel

Piet vertelde zijn verhaal aan Johan van Os in de Bevrijdingskrant van 1984.

Piet van Dreumel is de enige die het navertellen kon. (Piet is overleden op 71 jarige leeftijd thuis in Beneden Leeuwen) Toen op vrijdag 30 april in de fabrieken het werk werd neer gelegd. De melkfabrieken staakte niet, maar er werden melkbussen omgeschopt die langs de straat stonden om door de melkrijders te worden opgehaald. Ze werden ook van de wagen afgetrokken en in de sloot gekieperd. Daar heb ik zelf nog aan mee gedaan vertelde Piet. Maar ik nam de melk mee naar huis voor ons moeder.

Piet kwam maandag 3 mei in alle vroegte van Druten naar Leeuwen gefietst. Het weekend had hij doorgebracht bij zijn aanstaande die toen in Druten in betrekking was. Je moest s’avonds om 8 uur binnen zijn te vroeg voor een vrijer, en daarom had Piet van zondag op maandag in Druten overnacht. Toen hij het onverwachte melkrantsoen had afgeleverd en weer op fabriek bij Walraven & Bevers aan het werk wilde gaan bleek het bedrijf stil te liggen. Piet hoorde dat er gestaakt werd. Benieuwd fietste hij naar de meubelfabriek van Salet aan de Brouwerstraat om te kijken of het daar ook zo was. Jawel daar werd ook gestaakt. Ook bij Gelder van Os aan de Waterstraat werd ook gestaakt. Piet maakte hier en daar een praatje en belandde uiteindelijk weer in Beneden Leeuwen, op de Kruisstraat (kruispunt Zandstraat, Beatrixstraat), waar hij een aantal bekenden aantrof die gespannen naar het gemeente huis stonden te kijken. Er poste zwaar bewapende Duitsers. Binnen zat de Gestapo, hoorde Piet. Een politieman (de veldwachter) kwam van de trappen en wendde zich tot het groepje.                                “Van Dreumel, Piet van Dreumel, ben jij dat?”  “Alsof die vent dat niet wist, we kenden elkaar toch in het dorp. Ik vroeg wat hij moest. Of ik even mee naar het gemeentehuis wou komen. Maar waarom dan?  Nou ja, ze wilden me daar iets vragen, dacht hij. Ik ging mee”.

Door een zijdeur kwam Piet van Dreumel binnen. In het wachtlokaal van het distributiekantoor, dat onder het gemeentehuis gevestigd was, zag hij tientallen  meubelmakers op de banken zitten, op de vloer hurken of tegen de muur leunen.  Niemand die een stom woord zei. De postende Duitse Gestapo hadden al stompen en trappen genoeg uitgedeeld. Boven op de raadzaal werden de stakers verhoord. Telkens kwam er iemand met een geweer van het standgerecht andere namen afroepen. Met de loop in de rug kon je naar boven. Bij de minste aarzeling kon je een laars tussen je billen te verwachten. Krullen jongens van 16, 17 jaar herkende Piet. In de raadzaal zaten ook de bazen langs de muur, opgeroepen als getuige: Harry Eltink , Gradje van den Berk, scheepbouwers. Wim Salet, Kees van Gelder, Jan Walraven, meubelfabrikanten. Het ging er om, wie begonnen was en van wie de oproep tot staken was uitgegeaan. En wie de machies had stopgezet. Er viel geen duidelijkheid te krijgen. 

“Ik wist zelf van niets,” zegt Piet van Dreumel. De staking had me eigenlijk verrast.  In Druten  was de week tevoren evengoed gestaakt maar daar had de burgemeester s’maandags alle bedrijven weer aan het werk. Hij voorzag de gevolgen.

Als wij in Leeuwen ook gewaarschuwd geweest waren, hadden we ons wel bedacht. Dat standrecht heeft overal hooguit anderhalf uur geduurd -en dan PANG.    Maar in Leeuwen zijn ze anderhalve dag bezig geweest. Ze kwamen er niet uit. Tenslotte had de standrechter op dinsdag 4 mei negen namen uit zijn hersenpan gehutseld. Piet van Dreumel,  oud-soldaat, hoorde ook de zijne noemen. Tond stond Jan Walraven op, zijn baas. De rozenkrans van zijn verloofde had hij tussen zijn vingers.  “Heren”, zei Walraven, “als hier iemand schuldig is, dan ben ik het. Ik heb opdracht gegeven het werk neer te leggen, alleen ik. Deze mensen gaan alle 9  vrijuit.”

De moffen moeten zelf verbluft hebben gestaan van zoveel moed. Er werd achter gesloten deuren beraadslaagd. In plaats van het door Walraven beoogde eindoordeel kwam er een “vonnis” ter tafel dat maar voor 5 van de 9 een wijziging inhield.

Ter dood veroordeeld bleven: C.J.van Emmerloot 34 jaar, Beneden Leeuwen ; L.W.Hendiks 32 jaar, Beneden Leeuwen;  G.M. van Kampen 24 jaar, Boven Leeuwen; en  A.W.Wijman 31jaar, Wamel. Bij deze vier werd toegevoegd J.A.Walraven  31jaar, Beneden Leeuwen.

Piet van Dreumel, Piet Hol, Hend de Kok, Gerrit Rikken en Wim Tijnagel kregen 15 jaar tuchthuis in feite concentratiekamp. Enkele tientallen werden tot een paar maanden strafkamp veroordeeld in Vught.

Jan Walraven en de negen gingen de zelfde dinsdagavond 4 mei 1943 in een vrachtwagen naar De Coehoorn (kazerne) in Arnhem. “De hele rit heeft Jan zitten bidden”, weet Piet van Dreumel zich nog te herinneren. “hij was heel rustig. De 5 mochten die avond een brief naar huis schrijven. Onze cellen in de Coehoorn  lagen zo dat we elkaar konden zien en horen. De brieven zijn nooit aangekomen. Ze diende maar om eventueel nog gegevens los te krijgen. In de cel van Jan Walraven zagen wij de volgende morgen zijn hoed en zijn jas liggen. Toen wisten wij genoeg. De 5 zijn op de Galgenberg neergeschoten. 

Wij werden overgebracht naar de Koepel in Arnhem. “Mijn cel was 48 stenen hoog, 4,5 stap lang en 2,5 stap breed.”  Na 5 dagen De Koepel volgde kamp Vught.                                                                                                        

 

Heinkel Hallen 1939

®Foto Boven:  Piet van Dreumel met zijn toespraak bij het 25 jarig jubieum van Walraven & Bevers in 1963.  Piet was lid van de personeelskern en bood namens het personeel,  een plaquette aan van de oprichter van het bedrijf ‘Jan Walraven’ . Dit om een ereschuld t.o.v. de oprichter in te lossen, aldus de heer van Dreumel. De plaquette die ontworpen was door Jacq. Maris werd zeer gewaardeerd. En heeft altijd een prominente plek gehad bij binnnenkomst in het kantoor van Walraven & Bevers.( Hangt nu in het Tweestromenland Museum).

De April-Meistaking 1943 is een zeer korte periode in 2e wereld oorlog in deze Gemeente, maar gezien de gevolgen belangrijk om hier extra aandacht aan te geven. Ook is hierdoor het algemeen verzet ontstaan tegen de brute wijze van handelen van de Duitsers.

 Verder was de Maas en bijzonder de Waal als stelling tegen de Duitsers  die gelegerd lagen bij Tiel in de Betuwe nog in de nadagen van de oorlog lang een oorlogsgebied. Met als gevolg de Dijkenbrand, het afbranden van bijna alle huizen langs de dijk. En het continue gevechtsvuur van uit Tiel en omstreken en neervallen van de afgeweken V1″s.